Het project voor het nieuwe Instituut van de RdMZ/ROB is een buitengewoon voorbeeld van een permeabel gebouw dat een enclave van enorme cultuurhistorische en maatschappelijke waarde aan de rand van het historische stadscentrum van Amersfoort belooft te worden. De ligging van het Meursingterrein tussen het historische stadscentrum van Amersfoort en de spoorweg noopt tot nadenken over de schaal en het karakter van het gebouw in zijn dialoog met de oude stadsrand, de Eem, en de Koppelpoort. Bijzonder gevoelig is de wisselwerking van het nieuwe gebouw met het Zocherplantsoen en de openbare ruimte in de stad, evenals
het karakter van het overdekte openbare plein – zowel binnen als buiten het gebouw – vanwaar men toegang heeft tot alle belangrijke onderdelen van het Instituut. De romp van het gebouw is verpakt in een gefragmenteerde, kristallen omhulling, een ceintuur van glas die zich ruimtelijk oriënteert in een groot aantal verschillende richtingen en hellingen om het licht te kunnen vasthouden dat op zijn beurt de gereflecteerde vlakken accentueert en in stukken breekt en aldus door het spel van wisselend daglicht op zijn facetten het stedelijke landschap voorziet van een levendige, sprankelende achtergrond.
Het gebruik van glas als gevelmateriaal -transparant en ondoorzichtig in rood en zilvergrijs, met horizontale, gezeefdrukte glaspanelen als brises-soleil- biedt eveneens in voldoende mate afwisselende technische mogelijkheden (bijvoorbeeld een geventileerde dubbele gevel, glas met een lage emissie, geëtste of gezeefdrukte, gelaagde panelen met patronen, enz.) voor regeling van het zonlicht en graden van transparantie, waardoor met name in de gemeenschappelijke ruimten van het gebouw met hun hoge plafonds een adequaat binnenklimaat gegarandeerd wordt. Achter dit hellende vlak is het programma van het Instituut uitgewerkt op vijf hoofdetages en een mezzanine.
Het toegangsplein is een overdekte binnenplaats die wordt beschut door de schuin aflopende glaswand en een horizontale overkapping welke als verlengstuk van het hellende vlak van de gevel het overdekte gebied verdiept en dit naar de rand van een fraai reflecterend bassin voert. Deze overkapping zorgt voor de nodige kleinschaligheid en intimiteit van het gebouw in de nabijheid van de Koppelpoort. De vorm en de locatie van het reflecterende bassin maken een toespeling op de voortzetting van de oude grachtaftakking die vanaf de Koppelpoort de ring vormde welke vroeger de stad aan de west- en zuidkant omcirkelde.
Zo wordt een stuk stadsgeschiedenis hersteld dat in samenspel met de reflecties op en van het gebouw deze plek door een cultuurhistorische ervaring aanzienlijk verrijkt. Men kan zien hoe de geometrie van het reflecterende bassin ook de dynamische spanningen oplost die worden veroorzaakt door de nabijheid van andere gebouwen, zoals het Gasthuis dat op één lijn ligt met één zijde van het trapezoïdale bassin – hetgeen een subtiele dialoog tussen het nieuwe plein en de bestaande bebouwing suggereert – of hoe de onderbrekingen in de gevel van het Instituut bepalend zijn voor een overeenkomst met het Remu-gebouw, het transformatorstation van Van Berkel.
‘s Avonds straalt het gebouw door zijn prismatische gevel die de publieke functie van het gebouw laat zien, terwijl het tegelijkertijd een zacht licht werpt op de paden van het park en als oriëntatiepunt dient voor mensen die Amersfoort binnenkomen of passeren via het Spui, het Smallepad, de viaducten, de voetgangersbrug over de Eem bij de Koppelpoort, of zelfs voor de passagiers van een passerende trein. Aan de zijde van het Smallepad, wordt een rotonde gesitueerd om te voorkomen dat voertuigen het park binnenrijden. Volgens de planning zal in dit park in de toekomst slechts een beperkte mate van verkeer zijn toegestaan.
Men betreedt het instituut via het overdekte plein dat niet alleen fungeert als het eerste punt waar het publiek in het gebouw wordt ontvangen, maar ook als een publieke ruimte die van zichzelf reeds zo aantrekkelijk is dat iedere bewoner van Amersfoort daarvan zal genieten. Langs de rand van het reflecterende bassin bevindt zich een lange doorgaande stenen bank. Als reactie op de vele tangentiële toegangswegen tot het gebouw hebben de belangrijkste ingangen aan de buitenkant van het instituut een schuin zigzagpatroon. De constructie en de algemene indeling van het gebouw bestaan uit twee lagen die zijn samengevoegd in een kristallijnen scheluwte.